Herfstkleuren, donkere luchten, stortregens, storm... alle clichés van de herfst doen weer van zich horen. En dus voeg ik, al even clichématig, de overige ingrediënten toe voor een ultiem derde seizoen: kaneelthee, boek, bank, jazz op de achtergrond.
Om me ten volle bewust te blijven van de elementen neem ik zo af en toe een korte break, bijvoorbeeld om de uien te halen die ik bij mijn supermarktbezoek j.l. vergeten was (en dus voor de derde keer binnen twee uur mijn bonuskaart laat scannen. De beste man of vrouw die deze gegevens uitleest om ons, de klant, nog beter van dienst te kunnen zijn (lees: nog meer geld uit de zak te kunnen kloppen) lacht zich een kriek, gelukkig staat die kaart op naam van mams).
Onderweg daarnaartoe werd mijn zonnige herfsthumeur enigszins verstoord door een eend die zo zot kwaakte dat het klonk naar de trilfunctie van mijn mobiel en dus mijn hand vol verwachting naar mijn rechterbroekzak deed schieten (ik kan dit inmiddels sneller dan mijn schaduw, behalve als ik mijn skinny-jeans aan heb, dan bel ik de volgende dag terug). En toen de ontdekking: het was die nare eend. Deze kwakende vrienden brengen mij vaker tot een zekere mate van agressie. Zo stapte ik een aantal jaar geleden in Engeland bijvoorbeeld een keer de deur uit met een blij-verukte zucht... een fantastische nacht geslapen en daarna zo'n stille tijd waarbij de tranen over je wangen stromen en de conclusie alleen maar kan luiden "God is goed, amen, Halleluja!" Het gras was groen, de lucht blauw...kortom niets kon deze dag verspesten.
Toen werd mijn blik getrokken door een groepje eenden dat op dat nog net zo groene gras een boel stampij aan het maken was. Wat was het geval? Vijf woerden hadden hun zinnen gezet op één en dezelfde vrouwtjes-eend (hoe heten die ook alweer?). Vlak daarvoor was mij ter ore gekomen dat, bij gebrek aan vrouwtjes-eenden, het niet zelden voorkomt dat woerden in hun oerdrang met velen een vrouwtjes-eend 'doodknuffelen' cq. verdrinken. Om zoiets te horen was één ding maar om het voor mijn eigenste ogen zich te zien voltrekken ging volstrekt te ver. De arme vrouw waggelde wanhopig hees kwakend van links naar rechts om zich te verwijderen van haar vele belagers. Ik kon het werkelijk niet aanzien. Als ik het me goed herinner heb ik zelfs een paar driftige stappen in de richting gezet van dat gespuis dat weer zo schandelijk alle Freudiaanse vooroordelen bevestigd, maar dat had enkel tot gevolg dat mevrouw geschrokken van dit schriele mensenkind nu regelrecht in de armen van haar moordenaars liep. Gats! Wat was mijn dag grondig verpest! Ik had waarempel zin om één van die krulstaarten een schop te verkopen die 'em zou heugen.
Wat was er nou helemaal veranderd sinds ik die deur achter me had dichtgedaan? Was God opeens minder goed? De wereld slechter? Eigenlijk was het alleen mijn perceptie die veranderde. Maar toch wel fijn dat God zo goed is dat je soms die hele ellendige gevallenheid van de schepping even die ellendige gevallenheid kan laten en je als het ware een voorproefje ervaart van hoe het eens zal zijn...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten